1929
Hier stond het fraaie herenhuis van de familie Rouppe van der Voort. Dit prachtige, paleis-achtige huis met het stijlvolle interieur moest in 1961 sneuvelen ten behoeve van een hier nooit gebouwd Provinciehuis. | 29 |
Van een deel van dit huis wordt melding gemaakt in eene Bossche Schepenakte van 15 September 1531 (Reg. no. 139 f. 319 vso), waarbij Henrick, zoon van Gielis van Broeckhoven, als weduwnaar van Mathea, dochter van Jacob van Driel, (die, vóór dat zij met hem huwde, weduwe was van mr. Goyart van Dommelen), ter voldoening aan eene arbitrale uitspraak, gedaan tusschen hem en domicella Aleid, dochter van Jan van Dommelen en weduwe van Henrick Kuyst Henrickszn, aan die domicella overdroeg, (behalve zijne helft in een huis met erf, dat voorheen was van Antonius van Oeffel en door genoemden mr. Goijart van Dommelen gekocht was van Egidius, bastaardzoon van Wouter van Beerze, en stond Achter het Wild Varken
| 70 |
tusschen het huis van mr. Michiel van Eyck, medicus 1), ex uno en dat van Dirck, zoon van Reinier Sloetmecker, ex alio - zijn aandeel in een huis, erf en plaats, die voorheen waren van Jan van Bruheze, daarna van Goijart van Rode Jacobszn en voorts, ingevolge koop van genoemden doctor Michiel van Eyck, gekomen waren aan voornoemden mr. Goyart van Dommelen; zijnde deze panden gelegen aan de Zijle tegenover de woning, die vroeger was van de domicella Margaretha van Helmond en wel tusschen het huis van Henrick Goyartszn ex uno en dat van den wever Rutger Rutgerszn ex alio. Tot de familie van genoemde Aleid Jansdochter van Dommelen behoorden waarschijnlijk:
a. Adolph van Dommelen Goyartszn., die eerst gehuwd was met Sophia, dochter van Willem Dicbier Henrickszn. en daarna met Mechteld, dochter van Jan Loenman Janszn. en die in 1512 (Reg. no. 108 f. 219) deelde met zijne dochter uit eersten echt, Geertruid, huisvrouw van Nycolaus van Berckel Hugoszn. (Reg. no. 128 f. 121) en met zijne dochter uit tweeden echt, Beatrix, huisvrouw van Petrus de Borchgrave.
b. De kinderen van Jan Adolphszn. van Dommelen en Margriet, de dochter van wijlen heer Willem van Nuland, zijnde: Adolf en Margriet, toen reeds meerderjarig, alsmede Jan, Willem en Beatrix, toen nog minderjarig; zij traden in 1537 op als erfgenamen hunner grootmoeder Agatha van den Kyeboem.
Aleid Jansdochter van Dommelen meergenoemd was in elk geval eene zuster van genoemden mr. Goyart van Dommelen, die denkelijk de stamvader was van de hiervoren sub a en b genoemde van Dommelen's. Als erfgenaam haars vaders zal zij in 1531 reeds het overige bezeten hebben van het huis, erf en plaats, dat, als gezegd, Henrick van Broeckhoven haar in
| 71 |
dat jaar overdroeg. Bij Schepenakte van den Bosch van 1533 (Reg. no. 145 f. 83), verkocht zij, terwijl zij nog altijd weduwe was van Henrick Kuyst Henrickszn., dat huis, hetwelk toen gezegd werd te zijn twee naast elkander staande huizen met erven, plaatsen en achterhuis, aan Symon Bacx Janszn., notaris en rentmeester der Domeinen van Brabant in het Kwartier van den Bosch; zij werden toen aldus omschreven: duae domus, areae, ortus ac domus posterior, sibi mutuo coadjacentes, sitae in Buscoducis retro locum. dictum After d'Wilt Vercken, ad locum dictum Zyle, inter hereditatem Laurentii, dicti van den Hout, carpentarii et Lamberti van den Borne, ex uno, en inter domum et hereditatem Clarae, relictae quondam Goeswini Hack, ex alio, tendentes a communi platea retrorsum usque ad hereditatem Petri de Balen. Symon Bacx vergrootte die beide huizen door daarbij, zooals blijkt uit eene Schepenakte van den Bosch van 17 Juli 1562 (Reg. n°. 206 f. 202), het daarnaast Zuidwaarts staand huis aan te koopen; het werd in die akte gezegd te behooren aan den timmerman Laurens van den Hout en aan Lambert van den Borne. Blijkens eene Bossche Schepenakte van 1505 (Reg. no. 99 f. 147) bezat laatstgenoemde timmerman in dat jaar twee aan de Zijle naast elkander gelegen huizen, staande tusschen het huis van Mathea, weduwe van mr. Goyart van Dommelen voornoemd, ex uno en dat van Daniel Lemmenszn ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van die weduwe. Van het door Symon Bacx van die beide huizen bij de zijne gekochte huis wordt in eene Bossche Schepenakte van 2 Januari 1506 (Reg. no. 101 f. 256) nog vermeld: dat vermits Reinier, zoon van Jan Daemszn. den oude, een huis met erf, staande aan de Zijle tegenover het huis van Gooswijn van Brecht en tusschen dat van Goijart van Dommelen ex uno en dat van Catharina van Meeuwen 2) ex alio, verkocht had aan Lucas van Erp en deze het daarna verkocht had aan domicella Sophia weduwe van Jacob Ghysels, zoo verkoopt haar | 72 |
tegenwoordige echtgenoot Jan van Nuenen het aan Jan van Vlierden Danielszn 3). Deze laatste had tot erfgenamen de kinderen en kleinkinderen van Daniel van Vlierden 4), zijnde: Elisabeth van Vlierden, de dochter van diens zoon Everard; Mechteld van Vlierden, de dochter van denzelfde en huisvrouw van Philippus Sebastiaens; Margaretha van Vlierden, de dochter van denzelfde en echtgenoote van Johannes Hermans; Arnold zoon van Henrick die Haen en Elisabeth van Vlierden, de dochter van Daniel voornoemd; diens zoon Godefridus van Vlierden en diens dochter Judoca van Vlierden, echtgenoote van Dirck van Wijck; zij verkochten 24 Mei 1548 (Reg. no. 174 f. 148) laatstbedoeld huis, dat toen omschreven werd als: domus, area et ortus, siti in Buscoducis ad locum dictum die Zijle in opposito domus Goeswini de Brecht inter hereditatem magistri Godefridi de Dommelen ex uno et inter hereditatem cujusdam Catharinae dictae de Meeuwen ex alio, aan den reeds genoemden Symon Bacx. Deze, die alzoo door koop eigenaar was geworden van de drie, als voormeld inden Wolvenhoek naast elkander huizen, welke hij, zooals uit de reeds vermelde schepenakte van 1562 valt op te maken, bij de twee eerste door hem gekochte voegde, was in eersten echt gehuwd met Peterken, dochter van mr. Claes Kuijst, secretaris van den Bosch en Mechteld van Witmeer Jansdochter en in tweeden echt met Maria, dochter van den medicus mr. Raso Raessen Pauluszn. en Sophia van Vucht 5) en weduwe van Wijnandt Pauwelszn. Wijnants van Resant. Hij stierf in 1549, waarna zijne tweede vrouw hertrouwde met mr. Reynier Everswijn Gerardszoon, schepen van den
| 73 |
Bosch 6). Deze laatste verkocht bij meergemelde Schepenakte van 17 Juli 1562 namens haar, die daarin gezegd wordt de erfgename te zijn van haren tweeden man Symon Bacx, diens voormelde huizen, welke volgens die akte: pronunc esse dinoscuntur duae domus insignes lapideae, porta, stufa, dicta communiter een stove ende voircomptoir, vacua hereditas, ortus atque domus posterior cum puteo, ut siti sunt ibidem inter hereditatem Arnoldi, filii Johannis, organificis 7) et plurium aliorum, ex uno et inter hereditatem liberorum Johannis Corneliszoon, carpentarii Trajectensis, ex alio, tendentes a communi platea, die Zyle vocata, vulgo die Scaepmerct, ad hereditatem Johannis Arndszn. van der Sluys. Koopster daarvan werd toen Weyndelmoet, dochter van Joost van Auwen en weduwe van Jan, den zoon van Robbert Gijsbertszoon Heymans; zij hertrouwde na dezen koop met Dierick van den Berghe, zoon van mr. Gerard, die daarop de beide door haar gekochte huizen 26 Maart 1574 (Reg. n°. 224 f. 158) verkocht aan den op blz. 69 reeds genoemden Roelof, zoon van Arnd Vastaerts, lienwatier, die, zooals wij aldaar reeds zagen, den 30en dier maand daarbij ook nog aankocht de in de Waterstraat staande huizen van Jan van der Sluys. Roelof Vastaerts voornoemd was raad van den Bosch en gehuwd met Josyna, dochter van Peter Jacobszn, den hoymaker, en Magdalena, de dochter van Herman Janszn.; hij verwekte bij haar eenen zoon, Artus Aerts genaamd, aan wien zijne voormelde vrouw, toen zij reeds weduwe van hem was, 9 Juni 1588
| 74 |
(Reg. n°. 245 f. 227) al de panden overdroeg, die hij, als voorzegd, had aangekocht. Dezen werden daarbij als volgt omschreven: twee steenen huysen, poirte, stove ende voircomptoir, ledige plaetse, hoff ende achterhuys met een put, staande achter het Wild Varken ter plaatse genaamd de Zijle tegenover de huizing van Goeswijn van Brecht en tusschen het huis van Aert, zoon van Jan den Orgelmaker, c.s. ex uno en het huis van Jan Corneliszn, timmerman, ex alio, strekkende van de Zijle of Schapenmarkt achterwaarts tot aan het erf van Jan Arndszn van der Sluys, welke, huizen c. a Roelof Arnd Vastaertszn gekocht had van Dierick vanden Berghe Gerardszoon als man van Weyndelmoet, dochter van Joost van Auwen en weduwe van Jan, den zoon van Robbert Gijsbertszn.; terwijl deze Weyndelmoet en haar genoemde man ze 26 Maart 1574 gekocht hadden; b. een poerte, hoff, wooninge, staande Achter het Wild varken bij het huis en erf van Peter van Balen ten einde het erf van Symon Backx Janszn, strekkende naar de straat, waardoor men gaat naar de Loeffsche en Lombartsche bruggen, met een huis met erf, staande aldaar aan de openbare straat, gelijk Jan Arndszn van der Sluys die placht te bewonen en Jan Jacobszn het huis aan de straat gebruikte, zijnde het sub b omschrevene door de kinderen van Jan Arndszn van der Sluys 30 Maart 1574 verkocht geweest aan voornoemden Roelof Arnd Vastaertszn, - en welke sub a en b omschreven goederen alsnu zijn: huysingen, erven, hoven, poerten ende achterhuysen, aen malcanderen liggende, gestaen ende gelegen achter de Wilt Vercken ter plaetsen genoempt Syle, uuytgaende met eene poirte by de Loeffsbrugge ende met eene huysinge aldaer aen de gemeyn straet staende, streckende van de voirs straet, de Zyle oft Scaepmerct geheten, totten water aldaer vlietende, de Diese genoempt. Artus Aerts huwde, zooals wij op blz. 28 reeds zagen, met Elisabeth, de dochter van mr. Henrick Oliviers van Berchuysen, bij wie hij slechts één kind verwekte, Elisabeth Aerts genaamd, dat, toen hij kwam te overlijden, nog minder-
| 75 |
jarig was; zijne weduwe hertrouwde, zooals wij t.a.p. ook reeds zagen, met Jacques Darbant Anthonyzoon, koopman te Antwerpen; deze als man van Elisabeth Oliviers van Berchuysen, weduwe van Artus Aerts, voor de eene helft, en Andries van Ludiek, raad en rentmeester van den Bosch, Willem Oliviers van Berchuysen en Wouter van Kessel, in hunne hoedanigheid van momboiren over genoemde Elisabeth Aerts voor de andere helft, verkochten 14 April 1594 (Reg. no. 247 f. 279 vso en id. no. 272 f. 318 vso) het laatstelijk omschreven onroerend goed aan Mathijs Reijnierszn van der Meer, raad van den Bosch, die gehuwd was met Cornelia, de dochter van meergenoemden Roelof, zoon van Arnd Vastaerts en Josyna. Laatstgenoemde kocht 23 April daaraanvolgende daar nog bij van Henrick, zoon van Reyner, den zoon van Rutger Bolants, c.s. twee woningen onder een dak met tuin, staande aan de Zijle tusschen zijne voormelde, Zuidwaarts daarvan gelegen huizen ex uno en het huis van Metken wed. van genoemden Reyner Bolants en hare kinderen, ex alio. Die beide woningen onder één dak behoorden in 1566 tot twee in drieën verdeelde huizen en erf, geheeten eenen houtthuyn met eene poort, staande aan de Zijle tusschen het erf van de huisvrouw van mr. Reynier Everswyn ex uno et fine suo en het huis van Cornelia wed. van Lambert van den Borne, ex alio; mr. Henrick Olivier van Berchuysen, die ze in 1565 bij gerechtelijke uitwinning gekocht had, verkocht ze in dat jaar weder (Reg. no. 215 f. 73) aan Henrick Adriaanszn Priem, die ze 23 Juni 1580 (Reg. no. 242 f. 128) verkocht aan genoemden Reyner, den zoon van Rutger Bolants, schrijnwerker.
Door zijne beide voormelde koopen was genoemde Mathijs van der Meer alzoo eigenaar geworden van een groot blok huizen, gelegen zoo in den Wolvenhoek als in de Waterstraat; hij schijnt daarna zich te Antwerpen metterwoon gevestigd te hebben, want eenige jaren later gaf hij voor Schepenen aldaar aan den notaris Aert Peterszoon van Hees volmacht om die eigendommen te verkoopen, hetgeen deze 12 September 1606
| 76 |
deed 8) aan Adriaan Henrickszoon van Zutphen ten behoeve van Nicolaas Henrickszoon van Ophoven, ook wonende te Antwerpen, doch afkomstig van den Bosch. Deze laatste verkocht 21 October 1610 9) „alle de voirs. huysingen, poirten, ledige erfenissen, plaetssen, hoven, in alder vuegen soo alle deselve nu gelegen sijn, streckende van der gemeynder straten achterwaerts tot den gemeynen water daerachter an vlietende” aan mr. Rogier van Griensven, licentiaat in de rechten en raad van den Bosch. Deze was de zoon van Rogier of Rutger van Griensven (den zoon van Rutger Nicolaaszoon), en Haesken of Hadewich, de dochter van Willem Goijartszoon van den Meerendonck; zijne vrouw was Josina, dochter van Aert Janszoon van Amelroye genaamd van Vlijmen, bij wie hij slechts twee kinderen verwekte: Hesther en Jenneken, van welken het laatstgenoemde jong stierf. Het ander, Hesther van Griensven n.l., die bekend is geworden door de stichtingen, welke zij in het leven riep en 14 December 1651 overleed, vermaakte bij haar testament, dat te vinden is in het werk van Jhr. A. van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 9 en vlgd. en p. 43 en vlgd., de voormelde huizen c.a. aan Isabella Clara de Kesselaer de Marquette, echtgenoote van Eugène Ambroise de Maldeghem, ridder, baron van Leyschot. Mr. Cornelis van den Meerendonck, die een der executeurs van het testament van Hesther van Griensven was, wilde van laatstbedoelde huizen de twee steenen huizen in den Wolvenhoek bestemmen tot de beide gasthuizen, welke zij bij dat testament gefundeerd had, doch hare genoemde erfgename vond dit daarmede in strijd, omdat de erflaatster daarbij had bepaald, dat voor die gasthuizen twee geschikte huizen zouden worden aangekocht, wat volgens haar de haar vermaakte huizen niet waren. De Staten-Generaal stelden alstoen bij hunne Resolutie van 15 September 1657 10) genoemde erfgename in het gelijk, omdat
| 77 |
het niet alleen buyten den text van den testamente, nemaer oock buyten de intentie van de testatrice soude sijn, indien men haer voors. huys daertoe souden willen approprieren, enz. te meer alsoo buyten stijl ende maniere van doen soude wesen, dat in eene fraie stadt een schoon huys, staende in een van de beste straten van deselve stadt, een oude mannen gasthuys souden werden opgerecht, daer men gewoon is agterstraeten daermede te beneficeren. Dientengevolge werden die huizen geen oude mannen- en vrouwen-gasthuis.
Eugène Ambroise de Maldeghem als man zijner meergenoemde vrouw verkocht daarop den 19 April 1658 (Reg. no. 438 f. 202 vso) aan Gijsbert Kuysten, president-schepen en kapitein der schutterij van den Handboog te den Bosch, de beide laatstbedoelde huizen, die toen blijkbaar reeds tot één gemaakt waren, want zij werden daarbij omschreven als: eene schone ende welgelegen huysinge met twe stenen gevels, poorten, achterkeuken ende andere huysinge, stallinge, somerhuys aen d' waeter ende eenen schonen playsanten hoff, staande en gelegen Achter het Wild Varken en met eene poort uitkomende in de Waterstraat; zij werd toen bewoond door den kapitein-luitenant Ruysch.
Eveneens verkocht hij toen aan genoemden Kuysten van het huis de Houttuin de twee woningen onder één dak, welke, als gezegd, Mathijs van der Meer 23 April 1594 ook nog gekocht had; zij werden alstoen gezegd te staan tusschen de voorschreven huizinge ex uno en het huis van Pieter Jacobszn de Gulicker ex alio en zich achterwaarts uit te strekken van de straat tot aan het erf der meergezegde huizinge; deze twee woningen onder één dak zijn thans het huis, genummerd Wolvenhoek 10.
Gijsbert Kuysten voornoemd behoorde tot een oud en aanzienlijk Bosch geslacht, waarvan een, die zijn voorvader was, waarschijnlijk om godsdienstige redenen zijne stamplaats zal verlaten hebben.
De oudst bekende van zijn geslacht was mr. Claes Kuyst of Kuysten, secretaris van den Bosch, die van zijne vrouw
| 78 |
Mechteld van Witmeer Jansdochter had een zoon Henrick Kuysten, schepen van den Bosch; deze had weder een zoon Gysbert Kuysten, die in 1599 stierf en van zijne vrouw Susanna van Casteren Jacobsdochter deze kinderen had: a. Gerard Kuysten, woonde te Amsterdam, h. Geertrui Kan Pietersdr;
b. Hendrik Kuysten, die volgt sub I;
c. Mechelina Kuysten, stierf ongehuwd;
d. Jacomina Kuysten, h. 1° Gerard Aardszn van Zutphen; 2° Wilhelm van den Hoevel, woonachtig te Keulen;
e. Geertrui Kuysten, h. met Daniel van Hamel, presidentschepen van den Bosch. (Hunne kinderen waren: mr. Gijsbert van Hamel, schepen van die stad, stierf 15 November 1695, h. Adriana van den Bergh 11); Susanna van Hamel, stierf ongehuwd; Geertrui van Hamel h. Nicolaus van Royen 12); Diderick van Hamel h. N.N., van wie kinderen en Maria van Hamel h. met Richard Ter Bruggen).
I. Hendrik Kuysten; hiervoren sub b vermeld, 1629 president-schepen van den Bosch, h. 1° Alida van den Bergh, dochter van Goossen, burgemeester van Cranenburg (zijn wapen was een kruis) en N. Valkenburg; 2° Johanna Simey (van Amsterdam). Zijne kinderen waren:
ex 1ma
a. Gijsbert Kuysten, schepen van den Bosch, de kooper van voormelde huizen, over wien nader;
b. Henrietta Kuysten, h. met Lazarus van Zonst, pensionaris van den Bosch, die kinderloos stierf;
ex 2da
c. Susanna Kuysten, stierf 13 April 1654, h. met Govert van Casteren, president-schepen van den Bosch, die 24 September 1671 stierf. (Hunne kinderen waren: 1. Hendrik van Casteren, rentmeester van het Groot Ziekengasthuis en schepen van den
| 79 |
Bosch, stierf 19 December 1721; 2. Jacob van Casteren, schepen en raad van die stad, h. Johanna Blankers; 3. Johan Ferdinand van Casteren, stierf te Maastricht 10 November 1694, h. Joanna de Bye, stierf te den Bosch 11 Mei 1715). Gijsbert Kuysten, de kooper der hierbedoelde huizen, h. 1° Albertina van Cockengen, die kinderloos stierf; 2° Judith van Buren (van Amsterdam), dochter van Reinier en Maria Bril. Van zijne tweede vrouw had hij deze kinderen:
a. mr. Gerard Kuysten, president van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden bij de Hanzesteden Lubeck, Bremen en Hamburg, stierf 19 October 1708, oud 61 jaren, h. Aletta de Waert of de Weert; zij hadden kinderen.
b. Maria Alida Kuysten, stierf 4 Juli 1712, h. Johan van den Bergh, rentmeester van het Groot Ziekengasthuis en schepen van den Bosch l3); hij zal een zoon geweest zijn van Jan van den Bergh en Judith van Bernagien en werd alsdan 4 Jan. 1637 te den Bosch Protestantsch gedoopt; den 9 November 1682 des avonds omstreeks 11 uren zoude hij gevallen zijn van de watertrap naast zijne woning in de Nieuwe Gasthuisstraat in de daar onderlangs loopende Dieze, in elk geval is hij toen daarin verdronken; het bleek daarop, dat hij als rentmeester van gezegd gasthuis een groot tekort in kas had; zijn zwager mr. Gerard Kuysten zuiverde dat aan met op 1 Mei 1694 (Reg. no. 481 f. 152) aan dat Gasthuis tot dekking daarvan onder anderen over te dragen zijn huis, thans genummerd Wolvenhoek no. 14 en een huis, toen staande in de Waterstraat te den Bosch, tusschen het huis van mr. Victor van Beughem ex uno en dat der Wed. Peter van Rossum ex alio.
c. Hendrik Kuysten, stierf kinderloos, h. Timmick van Aitsema;
d. Johanna Kuysten, stierf 1686, h. Gerard Piper, kolonel van een regiment te paard, die in 1698 stierf. (Hunne kinderen
| 80 |
waren: 1. Lucretia Judith Piper, die h. met a. Dor. Joachim Foyert, stierf 1699; b. Willem van Cothen, schepen te Tiel; 2. Henrietta Maria Piper h. met Johan Wijntjes, kolonel-kommandant van Bergen op Zoom, stierf 1733; 3. Coenrad Gijsbert Piper, cornet stierf 1715) De hiervoren sub a-d vermelde kinderen verkochten 22 Juni 1678 het kasteeltje Couwenberg onder Vught, dat zij van hunnen vader geërfd hadden, aan Steven van Teffelen, raad van den Bosch, wiens zoon Pieter het 21 December 1690 (Reg. n°. 506 f. 221) verkocht aan Rogier van Boxmeer, koopman aldaar. Aan hunnen broeder mr. Gerard Kuysten deelden zij de voorschreven huizen in den Wolvenhoek en Waterstraat toe; hij verkocht daarvan 8 December 1691 (Reg. n°. 506 f. 457) het groot huis in den Wolvenhoek, genummerd 22 en het daarnaast staand huis, genummerd Wolvenhoek 10, welke beide huizen toen gezegd werden te zijn: twee huizen met tuin, stallingen en achterpoort of koetshuis, bewoond door de heeren Carlier en Daesdonck en begrensd, voor wat betreft de huizen in den Wolvenhoek, eenerzijds door het huis der erfgenamen van den procureur Johan van Rotterdam en anderzijds door het huis van den verkooper, dat thans genummerd is Wolvenhoek 14 14) en naast het huis het Zwijnshoofd 15) stond en voor wat aangaat den tuin, eenerzijds door het erf van van Balen, behoorende tot het huis de Hollandsche tuin en anderzijds door andere perceelen, strekkende het verkochte zich achterwaarts uit tot aan de Dieze en komende het in de Waterstraat uit door gezegde achterpoort of koetshuis, dat grensde aan zijn voormeld huis, hetwelk in die straat stond. Kooper van die beide huizen werd toen mr. Victor van Beughem, eerst advocaat te 's Hertogenbosch, daarna raad van den Serenissime prince palatin grootmeester der Ridderlijke Duitsche Orde, alsmede ordinaris-gecommitteerde der Staten van Brabant bij de Staten-
| 81 |
Generaal der Vereenigde Nederlanden; ook was hij rentmeester van den Heer van Tilburg en Goirle, in welke hoedanigheid hij ondanks verzet van den Drossaard in 1685 eenen president-schepen over die beide gemeenten aanstelde; wegens die zoogenaamde euveldaad werd hij door de Gemachtigden van den Raad van Brabant gevangen genomen en op de Gevangenpoort in den Haag in hechtenis gesteld; dank zij echter het optreden van de Regeering van de stad den Bosch werd hij na eenigen tijd gevangen te hebben gezeten door de Staten-Generaal uit die gevangenschap ontslagen tegen betaling der gemaakte kosten 16). Hij was een bekwaam rechtsgeleerde en schrijver van de Costuymen ende Usantien der Hooftstat ende Meyerye van 's Hertogenbossche, die aldaar in 1684 bij Jan Scheffers uitkwamen. Mr. Victor van Beughem was een zoon van Jaspar 17) en Johanna van Wamel 18), de dochter van Victor en Anna Coolen 19).
Mr. Victor van Beughem 20) huwde 1° Cornelia Sonnemans, dochter van François en Helena van Heusden Cornelis dochter; 2° Maria Angelina Donckers, dochter van Melchior en Margaretha van Zutphen. Beide huwelijken bleven kinderloos. Hij overleed den 5 October 1715 en werd in de St. Janskerk
| 82 |
te den Bosch met zijne tweede vrouw begraven onder eene grafzerk, waarop gebeiteld staat: Hic situs est Perillustris ac Amplissimus Dominus D. Victor de Beughem, eques, Militae Christi incliti Ordinis Teutonici consiliarius et ad tractatus pacis Rysvicianae ablegatus plenipotentiarius, obiit 5 Octobris 1715. Et D. Maria Angelina Donckers, uxor, obiit ... Bene illis lector apprecare 21). Mr. Victor van Beughem had blijkbaar zijne tweede vrouw, (die na zijnen dood in 1732 hertrouwde met Bruno Gysels 22) en 18 Augustus 1741 overleed), tot zijne erfgename ingesteld, want als eigenares zijner beide voorbedoelde huizen in den Wolvenhoek trad later op hare zuster Adriana Elisabeth Donckers, geestelijke dochter te den Bosch; deze stelde bij haar testament, den 5 Juni 1756 verleden ten overstaan van den Bosschen notaris Cornelis Weygaers, tot hare erfgenamen in: Jean Louis Schoutheete, griffier van den Lande van Dendermonde; Helena Schoutheete en Petrus Schoutheete, kanonik, beiden wonende te Dendermonde, alsmede Isabella Schoutheete douairière van mr. Johan Baptist van Ameye, eersten raadpensionaris en gedeputeerde te Gent 23). Die erfgenamen verkochten de beide huizen 30 Juli 1762 (Reg. no. 578 f. 216) aan Gisbert du Bois, koopman te den Bosch; zij werden toen omschreven als: 1° huis met achterhuis, koetshuis, stal en tuin, staande Achter het Wild Varken en zich uitstrekkende tot aan diverse erven, doch met het koetshuis uitkomende in de Waterstraat; 2e een huis, staande tusschen het sub 1° bedoeld groot huis en dat van Catharina de Bruin, weduwe van den advocaat Nicolaas van Orthen en zich uitstrekkende tot aan het erf van het groot huis. De zoon van dien kooper, Johannes Laurentius du Bois, factoor te den Bosch, verkocht deze huizen 24 October 1797 (Reg. n°. 621 f. 326 vso) aan Martinus van den Heuvel, lid
| 83 |
der Municipaliteit en koopman te den Bosch; zij heetten toen te zijn: twee huizen met pak- of koetshuis, remises, getimmerten, tuin en aanhoorige erven, staande Achter het Wild Varken en uitkomende met het voorschreven pak- of koetshuis in de Waterstraat. Genoemde van den Heuvel overleed te 's Hertogenbosch 21 Mei 1816 en liet zijne voorschreven onroerende goederen na aan zijne kinderen: Arnoldus Thomas Josephus van den Heuvel, eersten luitenant in het Regiment Hussaren n°. 6, in garnizoen te Haarlem; Franciscus Nicolaas Josephus van den Heuvel, entreposeur en Gertrudis van den Heuvel, beiden wonende te 's-Hertogenbosch; den 26 September 1817 verkochten zij in het openbaar de beide voormelde huizen, waarvan omschreven werden, „het eerste als: een hecht, sterk en wel doortimmerde huizinge, erve, tuin, beplant met exquise vruchtboomen, pakhuis en koetshuis, gequoteerd letter E n°. 455 V. E. n°. 255, strekkende voor van de straat achterwaards tegen de Dieze, voorzien van een aantal moderne behangen en naar den nieuwsten smaak ingerigte beneden- en bovenkamers, keuken, kelders, zolders, open plaats, badhuis, pompen, privaat en verdere commoditeiten”; het tweede als „een huis en erve, gequoteerd letter E n°. 456 V. E. n°. 257, strekkende voor van de straat achterwaards tot tegens het erf van de verkoopers, voorzien van onderscheidene beneden- en bovenkamers, zolders, keuken, kelder, open plaats, pomp, privaat en verdere commoditeiten; kooper werd toen daarvan Johannes Diepen, koopman en lakenfabrikeur, wonende te 's-Hertogenbosch; 6 Juli 1824 kocht hij daar nog bij het Zuidwaarts naast eerstgezegd huis staand huis, gequoteerd E. n°. 454 V. E. n°. 254. Hij was de stamvader van de thans nog bloeiende familie Diepen; den 7 April 1774 was hij te Bergen op Zoom gedoopt en den 22 Juli 1844 overleed hij op zijn landgoed Voorburg onder Vught. De drie laatstbedoelde huizen liet hij na aan zijnen zoon Johannes Mathias Diepen, die het eerst- en het laatstgemelde afbrak en daarvoor in de plaats bouwde het Zuidwaarts staand huis, nu genummerd Wolvenhoek 14, en het kapitale heerehuis, nu genummerd Wolvenhoek 12. | 84 |
Zijne vrouw was Johanna Wilhelmina Heeren, die hem geene kinderen schonk; hij vermaakte haar die beide huizen met het daarbij behoorend koetshuis in de Waterstraat, nu genummerd 23. Hare erfgenamen bij versterf verkochten ze in 1884 aan Nicolaas Johannes Rouppe van der Voort, industrieel, woonachtig te 's Hertogenbosch 24), wiens erfgenamen ze thans nog bezitten.
| 85 |
Noten | |
1. | Hij was behalve doctor in de medicijnen te 's Hertogenbosch ook nog kanonik der Collegiale Kerk van St. Catharina te Eindhoven. Zijn vader was Dirck van Eyck, die behalve hem nog deze zonen had: Willem; Gerard, kanonik te St Oedenrode en Peter van Eyck. Genoemde medicus van Eyck had een bastaardzoon Lucas van Eyck, die in 1536 voor Schepenen van den Bosch (Reg. no. 148 f. 435 vso) optrad als man van Heylwich, dochter van Gerard, den zoon van Jan Andrieszoon. |
2. | Zij was de dochter van den messenmaker Dirck van Meeuwen, (Reg. no. 165 f. 279 vso). |
3. | In Reg. no. 100 f 205 vso, komt voor Jan van Vlierden, emptor bladorum, bastaardzoon van Daniel van Vlierden. |
4. | Cf Maandblad de Nederl. Leeuw 1904 p. 62 en vlgd. |
5. | Hunne overige kinderen waren: mr. Paulus Raessen, doctor in de medicijnen; Wouter Raessen, die huwde met Belia, dochter van Jan Marceliszn. van den Eeckart, en daarna wellicht ook nog met Elisaheth, dochter van Jan van Liebergen; Dirck Raessen, die huwde met Henrica van den Eeckart (bij wie hij verwekte: mr. Pauwel; Wouter; Johanna, de huisvrouw van Willem van Elmpt en Raese) en Catharina Raessen. |
6. | Men zie over hem Taxandria VII p. 206. Hij verwekte bij zijne genoemde vrouw deze kinderen: David, Sophia en Maria Everswijn. Zij overleefde ook hem, want blijkens eene Bossche Schepenakte van 1594 had zij in dat jaar als zijne weduwe geschil met Lancelot van Grobbendonck, baanderheer van Wesemaele, over cijnsen, die ten laste van haren man Everswijn verbeurd verklaard waren. |
7. | Zijn Nederlandsche naam was Aert Janszn., orgelmaker; zijne vrouw was Yda, dochter van Jan, den zoon van den molenmaker Gijsbert Janszoon; haar executeur-testamentair, zijnde Jacob Dorskenio van Gelre, kanonik van St. Andreas te Keulen, verkocht 24 Juli 1593 (Reg. no. 247 f. 185) zijn voorzegd huis aan Johan van den Hoevel Gijsbertszn, ingezetene van die stad. |
8. | Reg. No. 272 f. 319. |
9. | Reg. No. 281 f. 32 vso. |
10. | Jhr. A. van der Does de Willebois t.a.p fol. 49 en vlgd. en Tijdschrift van Sassen voor N. Brab. Gesch., Taal- en Letterkunde III. p. 16 en vlgd. |
11. | Hunne dochter Elisabeth van Hamel h. met Reinier van Buren. |
12. | Hunne dochter Mechelina van Royen h. met Gerrit Willem van Grimbergen, schepen van den Bosch. |
13. | Zij hadden een zoon Gijsbert van den Bergh, die in 1707 te Zalt-Bommel woonde en gehuwd was met Adriana van Hastenburg, die in 1715 stierf en bij wie hij verscheidene kinderen verwekt had. |
14. | Dit was het huis, dat zijne moeder 23 September 1669 (Reg. no. 469 f. 475) bij de beide gezegde huizen had bijgekocht. |
15. | Thans genummerd Wolvenhoek 16. |
16. | Van Heurn Historie III p. 290. |
17. | Diens ouders waren Jan Janszn van Beughem en Catharina Grevenraet Jansdr, welke behalve hem, Jaspar, nog deze kinderen hadden: a. Jan van Beughem, wiens zoon was Jan en b. Margaretha van Beughem, die huwde met 1° Joost van Berckel; 2° Dirck Loeff van der Sloot, wien zij schonk Joost en Johanna of Jenneken Loeff van der Sloot. |
18. | Uit het huwelijk van Jaspar van Beughem met Johanna van Wamel werden, behalve mr. Victor, nog geboren: Maria Elisabeth van Beughem, die huwde met mr. Lambertus Suyskens (hun zoon mr. Paulus Suyskens huwde met Theodora Maria de Hee) en Maria Gatharina van Beughem, de huisvrouw van Adriaan van Goor. |
19. | Bij eene Bossche Schepenakte van 1500 werden verdeeld de nalatenschappen van de echtelieden Amelius van Boechem en Hillegonda, dochter van mr. Ambrosius van Dynther, tusschen hunne kinderen: Coenraad, gehuwd met Christina van Os, Nicolaus en Barbara, gehuwd met Floris van der Dussen. |
20. | Hij erfde van zijne ouders blijkens akte van boedelscheiding van 8 Dec. 1668 het huis Milanen, dat 19 Oct. 1690, als wanneer hij het verkocht aan Johan de Lepo, gezegd werd te staan aan de gemeene Markt op den hoek der Botermarkt tusschen die markt en het huis de Drie Vijzels. |
21. | Dr. C.F.Xav. Smits Grafzerken enz. |
22. | Hij werd te Antwerpen geboren en woonde in 1732 te Loon op Zand. |
23. | Over de verwantschap der familie Schoutheete met de familie Donckers zie men Taxandria VI p. 199 noot 2. |
24. | Zijne familie is afkomstig van Boxtel. In October 1549 (Reg. no. 179 f. 226 vso) verkocht Jacob, de zoon van Jacob van der Voort en domicella Christina, de dochter van Jacob van Driel en Joanna Pijnappel, de helft eener bouwhoeve, gelegen te Mulsel onder Boxtel en in 1550 (Reg. no. 178 f 172 vso) verleende Jan, zoon van Willem Mathijszoon van der Voort, eene grondrente uit eene bouwhoeve, gelegen te Boxtel ter plaatse, genaamd Hooggemonde. |
1982 |
RedactieWolvenhoek 12, 's-HertogenboschMonumenten 1 (1982) 10-11 |
1865 | mr. C.J. van Heusden (L.r. E.k. president van het provinc. geregtshof van Noordbrabant) |
1908 | wed. N.J. Rouppe van der Voort (particuliere) |
1910 | wed. Rouppe van der Voort (particuliere) |
1943 | N.V. Chem. en pharm. fabriek en groothandel in ziekenverplegingsartikelen dr. Lamer en Indemans |